EPSON

De printerdriver gebruiken onder Windows Me, 98 en 95

U kunt de printerdriver openen via uw Windows-toepassingen of via het menu Start.
Wanneer u de printerdriver opent vanuit een Windows-toepassing, gelden de instellingen die u opgeeft alleen voor de toepassing waarmee u op dat moment aan het werk bent. Zie De printerdriver openen vanuit Windows-toepassingen voor meer informatie.
Wanneer u de printerdriver opent via het menu Start, gelden de instellingen die u opgeeft voor alle toepassingen. Zie De printerdriver openen vanuit het menu Start voor meer informatie.
Zie De instellingen van de printerdriver wijzigen als u instellingen voor de printerdriver wilt controleren en wijzigen.
Opmerking:
Er zijn veel Windows-toepassingen waarvan de instellingen voorrang krijgen op die van de printerdriver, maar dit is niet bij alle Windows-toepassingen het geval. Controleer dus altijd goed of de instellingen van de printerdriver aan uw wensen voldoen.

De printerdriver openen vanuit Windows-toepassingen

Volg de onderstaande stappen om de printerdriver te openen vanuit een Windows-toepassing:
Selecteer Print Setup (Afdrukinstelling) of Print (Afdrukken) in het menu Bestand van de toepassing. Controleer in het venster Afdrukken of Afdrukinstelling of uw printer is geselecteerd in de vervolgkeuzelijst Name (Naam).
Klik op Printer, Setup (Instellen), Properties (Eigenschappen) of Options (Opties). (De knop waarop u klikt, hangt af van de toepassing die u gebruikt. Mogelijk dient u op een combinatie van deze knoppen te klikken.) Het venster Eigenschappen verschijnt, met daarin de tabbladen Paper (Papier), Graphics (Afbeeldingen) en Device Options (Apparaatopties). Deze tabbladen bevatten de instellingen voor de printerdriver.
Als u een tabblad wilt openen, klikt u op de betreffende tab boven in het venster. Zie De instellingen van de printerdriver wijzigen voor informatie over het wijzigen van de instellingen.

De printerdriver openen vanuit het menu Start

Volg de onderstaande stappen om de printerdriver te openen vanuit het menu Start:
Klik op de knop Start en wijs Settings (Instellingen) aan.
Klik op Printers.
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik vervolgens op Properties (Eigenschappen). Het venster Eigenschappen verschijnt, met daarin de tabbladen Paper (Papier), Graphics (Afbeeldingen), Device Options (Apparaatopties) en Utility (Hulpprogramma). Deze tabbladen bevatten de instellingen voor de printerdriver.
Als u een tabblad wilt openen, klikt u op de betreffende tab boven in het venster. Zie De instellingen van de printerdriver wijzigen voor informatie over het wijzigen van de instellingen.

De instellingen van de printerdriver wijzigen

De printerdriver heeft zeven tabbladen: Paper (Papier), Graphics (Afbeeldingen), Device Options (Apparaatopties), General (Algemeen), Details, Utility (Hulpprogramma) en Sharing (Delen). Zie Instellingsmogelijkheden van de printerdriver voor een overzicht van de beschikbare instellingen. U kunt ook de online Help weergeven. Klik hiertoe met de rechtermuisknop op een item in de driver en selecteer What’s this? (Wat is dit?).
Nadat u de instellingen voor de printerdriver hebt gewijzigd, klikt u op OK om de instellingen toe te passen of u klikt op Restore Defaults (Standaardinstellingen herstellen) om de standaardwaarden voor de instellingen te herstellen.
Wanneer u de instellingen van de printerdriver hebt gecontroleerd en de benodigde wijzigingen hebt doorgevoerd, bent u klaar om af te drukken.