Het lampje Pause is uit maar de printer drukt niet af.
|
Oorzaak
|
Oplossing
|
De interfacekabel is niet goed bevestigd.
|
Controleer of beide uiteinden van de kabel tussen de printer en computer goed in het apparaat zijn gestoken. Als de kabel correct is aangesloten, voert u een zelftest uit zoals is beschreven in Een zelftest afdrukken.
|
De interfacekabel voldoet niet aan de printer- en/of computerspecificaties.
|
Gebruik een interfacekabel die voldoet aan de systeemvereisten van zowel de printer als de computer. Zie het blad Installatie en de documentatie bij uw computer.
|
Uw software is niet goed ingesteld voor uw printer.
|
Zorg ervoor dat uw printer correct is geselecteerd in de toepassing waarmee u werkt. Installeer zo nodig de printerdriver (opnieuw). Zie het blad Installatie voor gedetailleerde instructies.
|
De lampjes Paper Out en Pause branden en de printer drukt niet af.
|
Oorzaak
|
Oplossing
|
Het papier in de geselecteerde papierbron is op.
|
Zorg ervoor dat de juiste papierbron is geselecteerd met de ontgrendelhendel voor het papier en laad papier in de betreffende papierbron. Druk op de knop Pause om het afdrukken te hervatten.
|
Het papier op de papiergeleider ligt te ver naar links, rechts of binnen, waardoor de papiersensor het papier niet opmerkt.
|
Beweeg het papier een beetje naar rechts, links of binnen. Wanneer het papier goed ligt, gaan de lampjes Paper Out en Pause uit.
|
Het klinkt alsof de printer afdrukt, maar er komt niets op het papier.
|
Oorzaak
|
Oplossing
|
De lintcassette is niet goed geïnstalleerd.
|
Installeer de lintcassette opnieuw aan de hand van de instructies in De lintcassette vervangen.
|
Het lint is versleten.
|
Vervang de lintcassette aan de hand van de instructies in De lintcassette vervangen.
|
De papierbron is niet goed geselecteerd.
|
Selecteer de gewenste papierbron. Zie Een papierbron selecteren voor meer informatie.
|
De printer maakt rare geluiden en stopt ineens.
|
Oorzaak
|
Oplossing
|
Er heeft zich een papierstoring voorgedaan.
|
Los de papierstoring op zoals is beschreven in Een papierstoring verhelpen.
|
Het lint zit geblokkeerd doordat er te veel speling op zat, of het lint is versleten.
|
Trek het lint strak door aan het knopje voor het opwikkelen van het lint te draaien of vervang de lintcassette. Zie De lintcassette vervangen voor meer informatie.
|
De printer stopt met afdrukken, het lampje Pause knippert en het lampje Power brandt.
|
Oorzaak
|
Oplossing
|
De printkop is oververhit.
|
Wacht een paar minuten. Wanneer de printkop is afgekoeld, gaat het afdrukken automatisch verder.
|
Een deel van de afdruk ontbreekt of er ontbreken puntjes op willekeurige plaatsen.
|
Oorzaak
|
Oplossing
|
De lintcassette is niet goed geïnstalleerd.
|
Installeer de lintcassette opnieuw aan de hand van de instructies in De lintcassette vervangen.
|
Er zit te veel speling op het lint of het lint zit los.
|
Trek het lint strak door aan het knopje voor het opwikkelen van het lint te draaien of vervang de lintcassette zoals is beschreven in De lintcassette vervangen.
|
Er ontbreekt een lijn van puntjes in de afdruk, zoals in onderstaande voorbeelden.
|
|
Oorzaak
|
Oplossing
|
De lintcassette is niet goed geïnstalleerd, waardoor het lint draait of te los zit.
|
Stop met afdrukken en plaats de lintcassette opnieuw, zoals beschreven in De lintcassette vervangen.
|
De printkop is beschadigd.
|
Druk standaardinstellingen van de printer af om de toestand van de printkop te controleren. Zie Standaardinstellingen wijzigen voor informatie over het afdrukken van de standaardinstellingen van de printer.
Als er delen ontbreken in het controlepatroon dat bovenaan de standaardinstellingen van de printer is afgedrukt, is de printkop beschadigd. Neem contact op met uw leverancier om de printkop te laten vervangen.
Waarschuwing:
Probeer de printkop nooit zelf te vervangen, aangezien daarbij ook nog enkele andere delen van de printer moeten worden nagekeken.
|
De tekens zijn in de hoogte afgeknot of de regelafstand is veel te klein.
|
Oorzaak
|
Oplossing
|
De juiste instelling is niet opgegeven voor doorslagpapier dat door persing aan elkaar is gehecht.
|
Schakel in de standaardinstellingen van de printer de functie Multipart forms with cut-paper tab binding (Doorslagpapier dat door persing aan elkaar is gehecht) in.
|
Er worden verkeerde tekens afgedrukt.
|
Oorzaak
|
Oplossing
|
Uw printer en computer communiceren niet goed met elkaar.
|
Controleer of u de juiste interfacekabel gebruikt en of het communicatieprotocol klopt. Zie het blad Installatie en de documentatie bij uw computer. Zie ook de beheerdershandleiding bij de als optie verkrijgbare interfacekaart, mocht u die hebben geïnstalleerd.
|
In uw software is de verkeerde tekentabel geselecteerd.
|
Selecteer de juiste tekentabel in uw software of in de standaardinstellingen van de printer. N.B.: de instelling van de tekentabel in de software krijgt voorrang op de instelling die u als standaard hebt vastgelegd in de printer.
|
Het lettertype of de tekenset van uw toepassingssoftware kan niet worden afgedrukt.
|
Oorzaak
|
Oplossing
|
Uw toepassingssoftware is niet goed geconfigureerd voor uw printer.
|
Controleer of uw toepassingssoftware goed is geconfigureerd voor uw printer. Zie de documentatie bij de betreffende toepassing.
|
Het lettertype dat u in de standaardinstellingen hebt opgegeven, wordt niet afgedrukt.
|
Oorzaak
|
Oplossing
|
Software-instellingen krijgen voorrang op de standaardinstellingen in de printer.
|
Selecteer in de software het gewenste lettertype.
|
Het afdrukken begint te hoog of te laag op de pagina.
|
Oorzaak
|
Oplossing
|
Het papierformaat dat u hebt ingesteld in uw toepassingssoftware stemt niet overeen met het papier dat u in de printer hebt geladen.
|
Pas in uw toepassing of in de printerdriver de instellingen voor het papierformaat aan het gebruikte papierformaat aan.
|
De bovenmarge of laadpositie is verkeerd ingesteld.
|
Controleer en wijzig in uw software de instellingen voor de bovenmarge en laadpositie of pas de beginpositie van e pagina aan met de functie Micro Adjust. Zie Aanbevolen afdrukgebied en De beginpositie instellen voor meer informatie. Houd er wel rekening mee dat de instellingen die u opgeeft in een Windows-toepassing, voorrang krijgen op de instellingen die u vastlegt met het bedieningspaneel.
|
De instellingen voor de bovenmarge en laadpositie die u opgeeft in een Windows-toepassing, krijgen voorrang op de instellingen die u vastlegt met SelecType.
|
Gebruik uw toepassingssoftware om deze instellingen op te geven.
Opmerking:
Als u zonder bovenmarge wilt werken, dus met de afdruk helemaal bovenaan de pagina, pas de bovenmarge dan in uw Windows-toepassing steeds een klein beetje aan, tot de tekst bovenaan de pagina wordt afgedrukt.
|
U hebt papier uit het invoermechanisme getrokken terwijl de printer aan stond. Of u hebt papier dat na een druk op de knop Load/Eject niet volledig is uitgevoerd, zomaar uit de printer getrokken.
|
Zet de printer uit en verwijder het geladen papier. Zet de printer vervolgens weer aan en laad het papier opnieuw.
|
Alle tekst wordt op dezelfde regel afgedrukt.
|
Oorzaak
|
Oplossing
|
Er wordt aan het einde van elke regel tekst geen LF-opdracht verzonden om naar de volgende regel te gaan.
|
Schakel in de modus voor het selecteren van de standaardinstellingen de optie Automatische regeldoorvoer in, zodat de printer automatisch aan elke regelterugloop de code toevoegt voor een volgende regel. Zie Standaardinstellingen wijzigen voor meer informatie.
|
Op de afdruk zijn extra lege regels te zien tussen de regels tekst.
|
Oorzaak
|
Oplossing
|
Er worden aan het einde van elke regel tekst twee LF-opdrachten voor een volgende regel verzonden.
|
Schakel in de modus voor het selecteren van de standaardinstellingen de optie Automatische regeldoorvoer uit. Zie Standaardinstellingen wijzigen voor meer informatie.
|
De regelafstand is verkeerd ingesteld in uw toepassingssoftware.
|
Wijzig de regelafstand in uw toepassingssoftware.
|
De lengte van de afdruk op de pagina stemt niet overeen met de lengte van het papier.
|
Oorzaak
|
Oplossing
|
Het papierformaat dat u hebt ingesteld in uw toepassing of de printerdriver stemt niet overeen met het papierformaat dat u gebruikt.
|
Controleer de instelling van het papierformaat in uw toepassing of de printerdriver.
|
De paginalengte-instelling voor de tractor op de printer komt mogelijk niet overeen met die voor het kettingpapier dat u gebruikt.
|
Controleer Page length for tractor in de standaardinstellingen van de printer. Zie Standaardinstellingen wijzigen voor meer informatie.
|
Het afdrukken begint lager op de pagina dan verwacht of het onderste deel van een pagina wordt boven aan de volgende pagina afgedrukt.
|
Oorzaak
|
Oplossing
|
De instellingen voor het aantal regels per pagina, de boven- en ondermarge of de paginalengte kloppen niet.
|
Pas deze instellingen als volgt aan in de toepassingssoftware:
Als uw toepassingssoftware een instelling heeft voor het aantal regels per pagina, zet u deze instelling op 66 voor papier van Letter-formaat of op 70 voor papier van A4-formaat. Als uw software geen instelling heeft voor het aantal regels per pagina, verminder dan de bovenmarge en/of verhoog de ondermarge tot het gewenste resultaat is bereikt. Pas de instelling voor de paginalengte aan, als uw software over een dergelijke optie beschikt.
|
Verticaal afgedrukte lijnen zijn niet goed uitgelijnd.
|
Oorzaak
|
Oplossing
|
Het bidirectioneel afdrukken (de standaardmodus van de printer) is niet goed uitgelijnd.
|
Los dit op met de speciale functie daarvoor. Zie Verticale regels uitlijnen voor meer informatie.
|