 |
Netwerk
Informatie
Het menu Informatie geeft verschillende parameters van het apparaat weer, zoals hieronder wordt beschreven.
Standaard
Parameter
|
Uitleg
|
MAC-adres
|
Het MAC-adres van het apparaat wordt weergegeven. U kunt het MAC-adres controleren op de statuspagina.
|
Hardwareversie
|
De hardwareversie van het apparaat wordt weergegeven.
|
Modelnaam
|
De productnaam van het apparaat.
|
Knop Softwaregegevens
|
Gedetailleerde informatie over de software van het apparaat.
|
Locatie
|
Hier kunt u de locatie van het apparaat invoeren.
Opmerking:
Als u de locatie opgeeft in het scherm Beheergegevens, wordt deze instelling overschreven.
|
Modelnaam
|
Geeft de modelnaam van de printer weer.
|
Printer-ID
|
Geeft de printer-ID weer.
|
Printertype
|
Geeft het printertype weer.
|
ROM-versie
|
De ROM-versie van het apparaat.
|
Softwareversie
|
De softwareversie van het apparaat.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Beheergegevens
U kunt de apparaatnaam en de locatie van de printer in één keer opgeven voor alle protocollen die de printer ondersteunt.
 Opmerking:
- Dit scherm wordt alleen weergegeven wanneer de printer ten minste één protocol ondersteunt waarvoor de apparaatnaam of locatie in één keer kan worden opgegeven.
- De protocollen waarvoor de apparaatnaam in één keer kan worden ingesteld, verschillen per model printer.
|
Parameter
|
Uitleg
|
Apparaatnaam
|
Voer de apparaatnaam in. Deze instelling wordt gebruikt voor alle apparaatnamen voor alle protocollen die onder dit vak staan.
Als u Hostnaam automatisch opvragen in het scherm DNS in het menu TCP/IP selecteert, wordt de naam van het apparaat automatisch ingesteld en wordt dit onderdeel grijs weergegeven.
|
Locatie
|
Voer de naam van de fysieke locatie van de printer in. Deze instelling wordt gebruikt voor alle locaties voor alle protocollen die onder dit vak staan.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Printergegevens
Parameter
|
Uitleg
|
Printerstatus
|
Geeft de printerstatus weer.
|
Niveau
|
Geeft 15 printerfouten en het foutniveau weer.
|
Waarschuwing
|
Geeft 15 printerfouten en de foutgegevens weer.
|
Toner zwart (K)
|
De tonerniveaus en de resterende gebruiksduur van vervangbare producten.
|
Levensduur fixeereenheid
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Draadloos
Parameter
|
Uitleg
|
Communicatienorm
|
Communicatienorm voor draadloos LAN
|
Communicatiemodus
|
Modus van het draadloze netwerk
|
Beveiligingsniveau
|
Hiermee wordt het huidige beveiligingsniveau voor draadloze LAN weergegeven.
|
Gedetailleerd...
|
Hiermee wordt het dialoogvenster Gedetailleerde informatie geopend. Zie Gedetailleerde informatie voor meer informatie. Dit item is alleen ingeschakeld wanneer het beveiligingsniveau is ingesteld op WPA-Enterprise.
|
SSID
|
SSID van het toegangspunt of draadloze LAN
|
Kanaal
|
Kanaal dat wordt gebruikt voor draadloze communicatie
|
Zendsnelheid
|
Communicatiesnelheid
|
Zendsnelheid
|
Ontvangstsnelheid
|
Toegangspunt (MAC-adres)
|
Toegangspunt dat wordt gebruikt voor het draadloze LAN in de infrastructuurmodus. In de ad-hocmodus verschijnt dit item niet.
|
Signaaltoestand
|
Status van de radiogolven:
Drie antennes: uitstekend Twee antennes: goed Eén antenne: zwak Geen: geen verbinding Vraagteken: onbekend
|
Verbinding maken met client (MAC-adres)
|
Geeft de lijst weer met clientcomputers die zijn verbonden via een draadloos LAN-netwerk.
|
Knop Vernieuwen
|
Werkt bij met de meest recente gegevens voor draadloze communicatie.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Gedetailleerde informatie
Parameter
|
Uitleg
|
Verificatiemethode
|
Hiermee wordt de huidige verificatiemethode voor WPA-Enterprise weergegeven.
|
Gebruikersnaam
|
Hiermee wordt de gebruikersnaam voor clientverificatie weergegeven.
|
Anonieme naam gebruiken
|
Hiermee wordt weergegeven of anonieme verificatie is ingeschakeld voor clientverificatie. Dit item wordt alleen weergegeven wanneer u PEAP-TLS of PEAP-MSCHAPv2 als Verificatiemethode selecteert.
|
Anonieme naam
|
Hiermee wordt de anonieme naam voor clientverificatie weergegeven. Dit item wordt alleen weergegeven wanneer u PEAP-TLS of PEAP-MSCHAPv2 als Verificatiemethode selecteert.
|
Certificaat
|
Hiermee wordt de naam van het door CA ondertekende certificaat weergegeven dat voor clientverificatie wordt gebruikt.
|
Verificatie server
|
Hiermee wordt weergegeven of serververificatie voor WPA-Enterprise is ingeschakeld.
|
Servernaam invoeren
|
Geeft aan of een servernaam is opgegeven voor serververificatie.
|
Servernaam
|
Hiermee wordt de naam van de server weergegeven die voor serververificatie wordt gebruikt.
|
Certificaat
|
Hiermee wordt de naam van het CA-certificaat weergegeven dat voor serververificatie wordt gebruikt.
|
Zelfondertekend certificaat
|
Hiermee wordt de huidige status van het zelfondertekende certificaat weergegeven dat voor WPA-Enterprise is gebruikt.
|
Versleutelingssterkte
|
Hiermee wordt de huidige versleutelingssterkte voor WPA-Enterprise weergegeven.
|
Knop Gedetailleerde informatie...
|
Hiermee wordt uitgebreide informatie over elk certificaat weergegeven.
|
Knop OK
|
Hiermee wordt het dialoogvenster gesloten.
|
Vast netwerk
Stel informatie in voor het vast netwerkapparaat.
 Opmerking:
Het scherm Standaard (vast) wordt weergegeven volgens het model.
|
Item
|
Uitleg
|
Modus voor Verbindingssnelheid en duplex
|
Hiermee selecteert u de gewenste snelheid en duplexinstelling voor het vaste LAN. Meestal kunt u Automatisch selecteren. Als u een andere instelling dan Automatisch selecteert, moet u ervoor zorgen dat de instelling geschikt is voor het type hub dat u gebruikt.
|
Poorttype
|
Hiermee selecteert u het juiste poorttype. Selecteer Automatisch in de lijst als u niet weet welke poort u moet kiezen.
|
IEEE 802.3az gebruiken
|
Schakel dit selectievakje in om IEEE 802.3az (een ethernetstandaard voor energiebesparing) te activeren.
Dit item wordt alleen ingeschakeld wanneer u Automatisch als modus voor Verbindingssnelheid en duplex selecteert.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Wi-Fi
Stel informatie in voor het draadloos netwerkapparaat.
 Opmerking:
Het scherm Standaard (draadloos) wordt weergegeven volgens het model.
|
Item
|
Uitleg
|
Draadloos LAN inschakelen
|
Schakel dit selectievakje in om de draadloze netwerkfunctie van het apparaat te activeren. Ook zonder dat dit selectievakje is ingeschakeld, kunt u de basisinstellingen en de beveiliging van het draadloze netwerk opgeven voor het apparaat.
|
Communicatiemodus
|
Selecteer in de vervolgkeuzelijst een modus voor een draadloos LAN-netwerk. Beschikbare opties zijn: Infrastructuur, Ad hoc, Eenvoudig toegangspunt of Wi-Fi Direct. U kunt alleen Infrastructuur selecteren, afhankelijk van het model.
Wanneer de Communicatiemodus wordt gewijzigd, krijgt u een waarschuwing en worden de volgende items teruggezet op hun standaardinstelling.
- SSID (De standaardwaarde is null.)
- Beveiligingstype (Standaard is standaard.)
- Beveiligingsniveau (Geen is standaard.)
|
Draadloze modus
|
Selecteer de gewenste draadloze modus uit de lijst.
|
SSID
|
Selecteer of voer de SSID in (of ESSID) van het toegangspunt of draadloze LAN (tot 32 tekens).
|
Knop Vernieuwen
|
Vernieuwt de lijst met SSID's.
|
Kanaal
|
Selecteer voor de modus Ad hoc het kanaal dat voor het apparaat wordt gebruikt. Bij de Infrastructuur modus is dit item gedimd.
|
Zendsnelheid
|
Communicatiesnelheid
|
Zendsnelheid
|
Ontvangstsnelheid
|
Knop Gedetailleerd...
|
Klik op deze knop om het dialoogvenster Gedetailleerde instellingen te openen en specifieer vervolgens Schakel roaming in en Dichtheid toegangspunt.
Schakel roaming in: Als u het selectievakje Schakel roaming in inschakelt, wordt roaming geactiveerd.
Dichtheid toegangspunt: Voor een continue verbinding van hetzelfde toegangspunt selecteert u Laag. Met Hoog maakt u het gemakkelijker om u vrij te verplaatsen rond de toegangspunten. Het apparaat schakelt over naar een ander toegangspunt als dat een betere zendverbinding heeft.
|
Apparaatnaam
|
Voer de apparaatnaam in (maximaal 32 tekens) voor WPS.
Opmerking:
Als u de apparaatnaam opgeeft in het scherm Beheergegevens kan deze instelling worden overschreven (afhankelijk van het model printer).
|
Beveiliging
|
Zie Beveiliging voor meer informatie over de beveiligingsinstellingen.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Beveiliging
Stel de beveiligingsinstellingen in voor het draadloos netwerkapparaat.
Item
|
Uitleg
|
Beveiligingstype
|
Hiermee selecteert u het beveiligingstype: Standaard of Hoge beveiliging.
|
Beveiligingsniveau
|
Selecteer het beveiligingsniveau in de lijst nadat u Standaard hebt geselecteerd als Beveiligingstype. Wanneer u het gewenste beveiligingsniveau selecteert, worden respectievelijk de instellingen voor WEP, WPA-PSK of WPA-Enterprise weergegeven. Als Hoge beveiliging is geselecteerd als Beveiligingstype, wordt automatisch LEAP geselecteerd en wordt het gedeelte met LEAP-instellingen weergegeven.
Opmerking:
In de modus Ad hoc kunt u niet WPA-PSK (TKIP), WPA-PSK (AES), WPA-Enterprise (TKIP) of WPA-Enterprise (AES) als beveiligingsniveau kiezen.
|
Knop Gedetailleerd...
|
Klik op deze knop om het dialoogvenster Gedetailleerde beveiligingsinstellingen te openen en selecteer vervolgens de verificatiemethode voor het toegangspunt: Open systeem, Gedeelde sleutel of Automatisch. Deze methode wordt alleen gebruikt wanneer WEP 64-bits (40-bits) of WEP 128-bits (104-bits) is geselecteerd bij Beveiligingsniveau.
U kunt alleen Automatisch selecteren, afhankelijk van het model.
|
WEP-instellingen (worden weergegeven voor het beveiligingsniveau WEP 64-bits (40-bits) of WEP 128-bits (104-bits))
|
Hexadecimaal invoeren
|
Schakel dit selectievakje in als u de WEP-sleutel hexadecimaal invoert.
|
WEP-sleutel
|
Wanneer u WEP 64-bits (40-bits) selecteert voor de lengte, kunt u tot 4 WEP-sleutels instellen. Als u WEP 128-bits (104-bits) hebt geselecteerd, kunt u slechts één WEP-sleutel instellen.
Voor 64 bit en ASCII voert u vijf tekens in. Voor 64 bit en hexadecimaal voert u waarden van tien tekens in. Voor 128 bit en ASCII voert u dertien tekens in. Voor 128 bit en hexadecimaal voert u waarden van 26 tekens in.
Opmerking:
De WEP-sleutel verdwijnt nadat het apparaat is geconfigureerd. Vergeet de ingestelde WEP-sleutel niet.
|
WEP-sleutel (1 t/m 4)
|
Sleutelindex
|
Selecteer één WEP-sleutel als actieve sleutel vóór u het gebruik van encryptie inschakelt.
|
Actieve WEP-sleutel
|
WPA-instellingen (worden weergegeven voor het beveiligingsniveau WPA-PSK (TKIP), WPA-PSK (AES) of WPA2-PSK)
|
PSK (Pre-Shared Key)
|
Voer het wachtwoord in voor verificatie op basis van WPA-PSK (TKIP), WPA-PSK (AES) of WPA2-PSK (8 tot 63 tekens).
|
PSK (Pre-Shared Key) nog een keer
|
Voer het wachtwoord opnieuw in.
|
WPA-Enterprise-instellingen (worden weergegeven voor het beveiligingsniveau WPA-Enterprise (TKIP) of WPA-Enterprise (AES))
|
Verificatiemethode
|
Selecteer de verificatiemethode voor WPA-Enterprise.
|
Instellen...
|
Hiermee wordt het scherm met gedetailleerde verificatie-instellingen geopend. Zie Gedetailleerde verificatie-instellingen (EAP-TLS/PEAP-TLS/PEAP-MSCHAPv2) voor meer informatie.
|
WPA2-Enterprise-instellingen (wordt weergegeven voor het beveiligingsniveau WPA2-Enterprise)
|
IEEE802.1X-instellingen
|
Geeft de verificatie-instellingen voor WPA2-Enterprise aan.
|
Instellen...
|
Hiermee wordt het scherm met gedetailleerde IEEE802.1X-instellingen geopend. Zie IEEE802.1X-instellingen voor meer informatie.
|
LEAP-instellingen (worden weergegeven voor het beveiligingsniveau LEAP)
|
EAP-account
|
Voer de EAP-account voor Radius-serververificatie in (1 tot 32 tekens).
|
EAP-wachtwoord
|
Voer het EAP-wachtwoord voor Radius-serververificatie in (1 tot 32 tekens). In plaats van de ingevoerde tekens ziet u sterretjes (*) op het scherm.
|
EAP-wachtwoord nog een keer
|
Voer het wachtwoord opnieuw in.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Certificaatselectie
Parameter
|
Uitleg
|
Certificaatlijst
|
Hiermee wordt de lijst met certificaten weergegeven die op het apparaat zijn geïnstalleerd.
|
Knop Gedetailleerde informatie...
|
Hiermee wordt gedetailleerde informatie weergegeven voor het certificaat dat in de lijst is geselecteerd.
|
Knop Vernieuwen
|
Hiermee wordt de lijst vernieuwd met de laatste informatie over de certificaten.
|
Knop Certificaat importeren
|
Hiermee wordt het webconfiguratieprogramma gestart en het toepasselijke menuscherm geopend. Volg de instructies op het scherm om een certificaat op het apparaat te importeren.
|
Knop Certificaat verwijderen
|
Hiermee wordt het webconfiguratieprogramma gestart en het toepasselijke menuscherm geopend. Volg de instructies op het scherm om certificaten van het apparaat te verwijderen.
|
Knop OK
|
Hiermee worden de instellingen bewaard.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
IEEE802.1X-instellingen
Parameter
|
Uitleg
|
EAP-type
|
Selecteer hier een optie voor de verificatiemethode tussen de printer en een RADIUS-server.
|
Gebruikers-id
|
Configureer een id die voor verificatie van een RADIUS-server moet worden gebruikt.
|
Wachtwoord:: de knop Instellen...
|
Configureer een wachtwoord om de printer te verifiëren. Klik op Instellingen... om het scherm met instellingen weer te geven.
|
Clientcertificaat
|
Selecteer het certificaat dat is getekend door een CA en dat gebruikt moet worden voor het clientcertificaat. U kunt een certificaat opgeven dat voor andere functies is verkregen.
|
Server-id
|
Configureer een server-id voor verificatie met een RADIUS-server.
|
Anonieme naam
|
U kunt een anonieme naam instellen in plaats van een gebruikers-id voor verificatie met een RADIUS-server.
|
CA-certificaat
|
Selecteer het CA-certificaat dat voor serververificatie moet worden gebruikt.
|
Certificaatvalidatie
|
Schakelt certificaatvalidatie in of uit die wordt gebruikt voor de verificatie van een veilige verbinding tussen de Rudius-server en het apparaat.
|
Versleutelingssterkte
|
Geeft de versleutelingssterkte aan die voor verificatie moet worden gebruikt.
|
Knop OK
|
Hiermee worden de instellingen bewaard.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Wachtwoord
Item
|
Uitleg
|
Nieuw wachtwoord
|
Voer het verificatiewachtwoord in. Als u PEAP/MSCHAPv2 als Verificatiemethode selecteert, moet u een nieuw wachtwoord invoeren.
|
Nieuw wachtwoord nog een keer
|
Voer het wachtwoord opnieuw in om te bevestigen dat het nieuwe verificatiewachtwoord juist is.
|
Wifi (details)
Stel gedetailleerde draadloze LAN-instellingen in voor het apparaat.
 Opmerking:
Het scherm Gedetailleerd (draadloos) wordt weergegeven volgens het model.
|
Item
|
Uitleg
|
Energiebeheerfunctie inschakelen
|
Hiermee schakelt u de energiebeheerfunctie in of uit voor de draadloze LAN-chip op het apparaat.
|
RTS/CTS-handshakebesturing instellen
|
Hiermee schakelt u de RTC/CTS-voortgangsbesturing in of uit.
|
RTS/CTS-drempel
|
Voer de RTS/CTS-drempel in (tussen 0 en 2347 bytes).
Opmerking:
Dit item wordt alleen ingeschakeld wanneer RTS/CTS-handshakebesturing instellen is geselecteerd. De waarden die u kunt opgeven, zijn afhankelijk van het apparaatmodel.
|
Schakel roaming in
|
Als u het selectievakje 'Maak roamingfunctie actief' inschakelt, wordt roaming geactiveerd.
|
Dichtheid toegangspunt
|
Voor een continue verbinding van hetzelfde toegangspunt selecteert u 'Laag'. Met 'Hoog' maakt u het gemakkelijker om u vrij te verplaatsen rond de toegangspunten. Het apparaat schakelt over naar een ander toegangspunt als dat een betere zendverbinding heeft.
|
Fragmentdrempel instellen
|
Hiermee schakelt u de fragmentatiedrempel in of uit.
|
Fragmentdrempel
|
Voer de fragmentatiedrempel in (tussen 256 en 2346 bytes).
Opmerking:
Dit item wordt alleen ingeschakeld wanneer Fragmentdrempel instellen is geselecteerd. De waarden die u kunt opgeven zijn afhankelijk van het apparaatmodel.
|
Apparaatnaam
|
Voer de apparaatnaam in (maximaal 32 tekens) voor WPS.
Opmerking:
Als u de apparaatnaam opgeeft in het scherm Beheergegevens kan deze instelling worden overschreven (afhankelijk van het model printer).
|
Wi-Fi Multimedia inschakelen
|
Schakel dit selectievakje in om Wi-Fi Multimedia (WMM) in te schakelen.
|
2.4 GHz/5 GHz
|
Selecteer de gewenste bandbreedte in de lijst.
|
Wi-Fi Direct-functie op paneel uitschakelen
|
Selecteer om instellingen voor Wi-Fi Direct te overschrijven vanaf het bedieningspaneel van de printer.
|
Verbindingsmodus
|
Selecteer de modus voor de Wi-Fi Direct-verbinding.
|
Geregistreerde gegevens draadloos apparaat verwijderen
|
Verwijdert geregistreerde gegevens voor de Wi-Fi Direct-verbinding van een draadloos apparaat dat met de printer is verbonden.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
TCP/IP
Om het apparaat te kunnen gebruiken in een TCP/IP-omgeving moet u het apparaat configureren in het TCP/IP-scherm. Onderdelen die niet door het apparaat worden ondersteund, worden niet op het scherm weergegeven.
Standaard
Item
|
Uitleg
|
Methode voor opgave IP-adres
|
Selecteer een methode om een IP-adres op te geven. Wanneer u Automatisch selecteert, worden automatisch een IP-adres, subnetmasker en standaardpoort toegewezen door de DHCP-server.
Opmerking:
Als dynamische DNS niet wordt ondersteund, wordt aanbevolen om Handmatig te selecteren en een IP-adres in te voeren. De reden hiervoor is dat als u Automatisch selecteert, het IP-adres van het apparaat telkens wijzigt wanneer u het apparaat inschakelt. Dit betekent dat u dan elke keer de poortinstelling moet aanpassen.
|
Instellen met BOOTP
|
Geeft aan of de BOOTP-instellingen moeten worden geactiveerd of gedeactiveerd.
|
Instellen met RARP
|
Geeft aan of de RARP-instellingen moeten worden geactiveerd of gedeactiveerd.
|
Instellen met Automatic Private IP Addressing (APIPA)
|
Wijst automatisch een privé-IP-adres toe, zelfs wanneer het netwerk geen DHCP-server heeft. Gedimd als deze functie niet wordt ondersteund.
|
Instellen met PING
|
Schakel dit selectievakje in wanneer u een IP-adres instelt met behulp van een ping-opdracht. Schakel dit selectievakje niet in als u deze opdracht niet gebruikt.
|
IP-adres
|
Voer een IP-adres voor het apparaat in. Zorg ervoor dat het IP-adres uniek is en dat het geen conflicten veroorzaakt met een ander apparaat in het netwerk.
|
Subnetmasker
|
Voer het subnetmasker van het IP-adres in.
|
Standaardgateway
|
Voer het poortadres in.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Standaard (IPv6) 1
Item
|
Uitleg
|
IPv6-adres inschakelen
|
Selecteer dit selectievakje om het IPv6-adres in te schakelen.
|
Privacy-uitbreiding inschakelen
|
Schakel dit selectievakje in om privacy-uitbreiding te activeren Het link-local adres dat is gegenereerd op basis van het MAC-adres, is geconverteerd naar een adres dat willekeurige cijfers bevat, zodat het niet kan worden gekraakt.
|
DHCPv6-client inschakelen
|
Schakel dit selectievakje in om een IPv6-adres van een DHCPv6-server op te halen.
|
Handmatige IPv6-adresinstellingen inschakelen
|
Schakel dit selectievakje in om het IPv6-adres handmatig te configureren.
|
IPv6-adres
|
Hiermee worden de handmatig geregistreerde IPv6-adressen weergegeven.
Als uw apparaat meerdere IPv6-adressen ondersteunt, kunt u de adressen toevoegen, bewerken of verwijderen.
Als u een nieuw IPv6-adres wilt invoeren, klikt u op de knop Toevoegen. Als u het IPv6-adres wilt aanpassen of verwijderen, selecteert u het adres en klikt u op de knop Bewerken of Verwijderen.
Deze optie is alleen beschikbaar wanneer het selectievakje Handmatige IPv6-adresinstellingen inschakelen is geselecteerd.
|
Standaardgateway
|
Hiermee worden de handmatig geregistreerde gateway-adressen weergegeven.
Als u een nieuw gateway-adres wilt invoeren, klikt u op de knop Toevoegen. Als u het gateway-adres wilt aanpassen of verwijderen, selecteert u het adres en klikt u op de knop Bewerken of Verwijderen.
Deze optie is alleen beschikbaar wanneer het selectievakje Handmatige IPv6-adresinstellingen inschakelen is geselecteerd.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Standaard (IPv6) 2
Item
|
Uitleg
|
Link-Local-adres
|
Hiermee wordt het link-local-adres weergegeven dat is toegewezen aan het apparaat.
|
Statusloos adres
|
Hiermee worden de statusloze adressen voor het apparaat weergegeven. Een statusloos adres wordt automatisch gegenereerd op basis van het MAC-adres van het apparaat en de netwerkgegevens die door de router worden geleverd.
|
Adres met status
|
Hiermee worden de adressen met status voor het apparaat weergegeven. Een adres met status wordt geleverd door de DHCPv6-server.
|
Standaardgateway
|
Hiermee worden de standaardgateway-adressen voor het apparaat weergegeven.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
DNS
Item
|
Uitleg
|
Adres DNS-server automatisch opvragen
|
Schakel dit selectievakje in als u het adres van de DNS-server wilt ontvangen via de DHCP-server. Om het DNS-serveradres handmatig in te voeren laat u het vakje leeg.
|
Adressen DNS-servers (volgorde van gebruik)
|
Toont de adressen van de DNS-server. Als u het DNS-serveradres wilt invoeren, klikt u op de knop Toevoegen. U kunt het adres van de DNS-server alleen wijzigen wanneer het selectievakje Adres DNS-server automatisch opvragen is uitgeschakeld.
Als u het DNS-serveradres wilt aanpassen of verwijderen, selecteert u het adres en klikt u op de knop Bewerken of Verwijderen.
|
Status
|
De instellingsstatus van de host- en domeinnamen.
|
Hostnaam en domeinnaam automatisch opvragen
|
Schakel dit selectievakje in als u de hostnaam en domeinnaam van de DHCP-server wilt ontvangen.
Om de hostnaam en domeinnaam handmatig in te voeren moet u dit vakje leeg laten. Het selectievakje is enkel beschikbaar als u Automatisch of DHCP hebt geselecteerd onder Methode voor opgave IP-adres.
|
Hostnaam automatisch opvragen
|
Schakel dit selectievakje in als u een hostnaam van de DHCP-server wilt ontvangen.
Laat dit vakje leeg als u de hostnaam handmatig wilt invoeren. Het selectievakje is alleen beschikbaar als u Automatisch of DHCP hebt geselecteerd onder Methode voor opgave IP-adres.
|
Hostnaam
|
Voer de hostnaam in die wordt ondersteund door dynamische DNS (tussen 2 en 63 tekens). De hostnaam en de domeinnaam mogen niet langer zijn dan 251 tekens.
|
Domeinnaam automatisch opvragen
|
Schakel dit selectievakje in als u een domeinnaam van de DHCP-server wilt ontvangen.
Laat dit vakje leeg als u de domeinnaam handmatig wilt invoeren. Het selectievakje is alleen beschikbaar als u Automatisch of DHCP hebt geselecteerd onder Methode voor opgave IP-adres.
|
Domeinnaam
|
Laat dit veld leeg of voer twee of meer tekens van de domeinnaam in die door dynamische DNS wordt ondersteund. De hostnaam en de domeinnaam mogen niet langer zijn dan 251 tekens. U kunt alleen een domeinnaam invoeren als het selectievakje Hostnaam en domeinnaam automatisch opvragen niet is ingeschakeld.
|
Adres van netwerkinterface registreren bij DNS-server
|
Schakel dit selectievakje in als u de hostnaam en domeinnaam bij de DNS-server wilt registreren via de DHCP-server die dynamische DNS ondersteunt.
Om deze functie actief te maken moeten het DNS-serveradres, de hostnaam en de domeinnaam zijn ingesteld.
|
Rechtstreeks bij DNS-server registreren
|
Schakel dit selectievakje in als u de hostnaam en domeinnaam direct bij de DNS-server wil registreren.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
DNS (IPv6)
Item
|
Uitleg
|
Adressen DNS-servers (volgorde van gebruik)
|
Toont de adressen van de DNS-server. Als u het DNS-serveradres wilt invoeren, klikt u op de knop Toevoegen. U kunt het adres van de DNS-server alleen wijzigen wanneer het selectievakje Adres DNS-server automatisch opvragen is uitgeschakeld.
Als u het DNS-serveradres wilt aanpassen of verwijderen, selecteert u het adres en klikt u op de knop Bewerken of Verwijderen.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
ICMPv6
Item
|
Uitleg
|
ICMP-omleiding gebruiken
|
Schakel dit selectievakje in om ICMPv6-omleidingsberichten te activeren.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Bonjour
Item
|
Uitleg
|
Bonjour gebruiken
|
Hiermee schakelt u de functie Bonjour in en uit.
|
Bonjour-naam
|
Voer de Bonjour-naam in (tussen 2 en 53 tekens).
|
Printernaam
|
Voer de printernaam voor Bonjour in (tussen 1 en 41 tekens).
Opmerking:
Als u de apparaatnaam opgeeft in het scherm Beheergegevens kan deze instelling worden overschreven (afhankelijk van het model printer).
|
Bonjour-servicenaam
|
Voer de naam van de printer/scanner voor Bonjour in (tussen 1 en 41 tekens).
Opmerking:
Als u de apparaatnaam opgeeft in het scherm Beheergegevens kan deze instelling worden overschreven (afhankelijk van het model printer).
|
Locatie
|
Voer de naam van de fysieke locatie van de printer in.
Opmerking:
Als u de locatie opgeeft in het scherm Beheergegevens, wordt deze instelling overschreven.
|
Protocol Topprioriteit
|
Selecteer IPP of poort 9100 in de vervolgkeuzelijst als prioriteitsprotocol voor het afdrukken met Bonjour.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
UPnP
Item
|
Uitleg
|
Universal Plug and Play inschakelen
|
Hiermee schakelt u universele plug & play in en uit.
|
Apparaatnaam
|
Voer de apparaatnaam voor universele plug & play in (tussen 2 en 63 tekens).
Opmerking:
Als u de apparaatnaam opgeeft in het scherm Beheergegevens kan deze instelling worden overschreven (afhankelijk van het model printer).
|
Locatie
|
Voer de naam van de fysieke locatie van de printer in.
Opmerking:
Als u de locatie opgeeft in het scherm Beheergegevens, wordt deze instelling overschreven.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
IPP
Item
|
Uitleg
|
IPP-URL
|
Toont de URL van de printer voor afdrukken via het internet.
Vorm:
http://IP-adres van het apparaat:631/printernaam zoals hierna ingesteld
Voorbeeld:
http://192.168.100.201:631/EPSON_IPP_Printer
|
Printernaam
|
Voer de naam van de printer in die wordt gebruikt voor afdrukken via het internet (maximaal 127 bytes).
Voorbeeld:
EPSON_IPP_Printer
|
Locatie
|
Voer de naam van de fysieke locatie van de printer in.
Opmerking:
Als u de locatie opgeeft in het scherm Beheergegevens, wordt deze instelling overschreven.
|
Onveilige communicatie toestaan
|
Schakel dit selectievakje in om onveilige communicatie toe te staan wanneer de printer het IPP-protocol gebruikt.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Locatie
Item
|
Uitleg
|
Locatie
|
Voer de naam van de fysieke locatie van de printer in.
Opmerking:
Als u de locatie opgeeft in het scherm Beheergegevens, wordt deze instelling overschreven.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
SLP
 Opmerking:
Deze functie is alleen beschikbaar voor producten die buiten Japan zijn gekocht.
|
Item
|
Uitleg
|
SLP inschakelen
|
Hiermee schakelt u de functie SLP in en uit.
|
Service Advertising inschakelen
|
Hiermee schakelt u het gebruik van het Service Advertising Protocol in en uit. Dit onderdeel kan alleen worden gebruikt wanneer het selectievakje SLP inschakelen is ingeschakeld.
|
TTL (1-15)
|
Selecteer hier het aantal routers dat een pakketje mag afleggen voordat het wordt verwijderd of geretourneerd bij gebruik van het Service Advertising Protocol. Dit onderdeel kan alleen worden gebruikt wanneer zowel het selectievakje SLP inschakelen als het selectievakje Service Advertising inschakelen is ingeschakeld.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Internet
Item
|
Uitleg
|
Proxyserver gebruiken
|
Schakel dit selectievakje in om een proxyserver te gebruiken.
|
Adres
|
Voer de DNS-naam of het IP-adres van de proxyserver in. Deze optie wordt grijs weergegeven als het selectievakje Proxyserver gebruiken niet is ingeschakeld.
|
Poort
|
Voer het poortnummer (tussen 0 en 65535) van de proxyserver in. Deze optie wordt grijs weergegeven als het selectievakje Proxyserver gebruiken niet is ingeschakeld.
|
Opvragen uit browsergegevens.
|
Als u Microsoft Internet Explorer gebruikt als webbrowser, kunt u met een klik op deze knop de proxyserverinstellingen uit Internet Explorer overnemen. Deze optie wordt grijs weergegeven als het selectievakje Proxyserver gebruiken niet is ingeschakeld.
|
Verificatienaam
|
Voer een gebruikersnaam voor verificatie in die toegang geeft tot de proxyserver (max. 255 tekens).
|
Wachtwoord: de knop Wijzigen
|
Als u het wachtwoord wilt wijzigen, klikt u op deze knop om het dialoogvenster Wachtwoord weer te geven en vervolgens voert u een nieuw wachtwoord in (max. 256 tekens).
|
Internetverbinding regelmatig controleren.
|
Schakel dit selectievakje in om de status van de internetverbinding van het apparaat te controleren.
Opmerking:
Afhankelijk van het type verbinding dat u gebruikt, kunnen kosten worden aangerekend (het apparaat maakt immers verbinding met internet).
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
WSD/LLTD
Zie Windows Vista voor meer informatie over de functies WSD en LLTD.
LLMNR
Item
|
Uitleg
|
LLMNR inschakelen
|
Schakel dit selectievakje in om de LLNMR-functie (Link-Local Multicast Name Resolution) te activeren.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Windows Vista
Als u WSD of LLTD wilt gebruiken (standaard ondersteund in Windows Vista), moet u het apparaat configureren in het Windows Vista-scherm.
Standaard
Item
|
Uitleg
|
WSD inschakelen
|
Hiermee schakelt u de functie WSD (Web Services on Devices) in en uit.
|
Apparaatnaam
|
Voer de apparaatnaam in (maximaal 127 bytes) voor WSD.
Opmerking:
Als u de apparaatnaam opgeeft in het scherm Beheergegevens kan deze instelling worden overschreven (afhankelijk van het model printer).
|
Locatie
|
Voer de naam van de fysieke locatie van de printer in.
Opmerking:
Als u de locatie opgeeft in het scherm Beheergegevens, wordt deze instelling overschreven.
|
LLTD inschakelen
|
Hiermee schakelt u de functie LLTD (Link Layer Topology Discovery) in en uit.
|
Apparaatnaam
|
Voer de apparaatnaam in (maximaal 32 tekens) voor LLTD.
Opmerking:
Als u de apparaatnaam opgeeft in het scherm Beheergegevens kan deze instelling worden overschreven (afhankelijk van het model printer).
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
NetWare
Om het apparaat te kunnen gebruiken in een NetWare-omgeving moet u het apparaat configureren in het NetWare-scherm. U kunt het apparaat configureren in de modus Afdrukserver/Bindery, Afdrukserver/NDS of Externe printer.
 Opmerking:
Als u NetWare niet gebruikt, zorg er dan voor dat u de modus Stand-by selecteert.
|
Standaard
Item
|
Uitleg
|
NetWare gebruiken
|
Schakel dit selectievakje in als u NetWare gebruikt. Dit selectievakje wordt automatisch ingeschakeld wanneer u het apparaat alleen in een NetWare-omgeving gebruikt.
|
Modus
|
Selecteer een modus: Stand-by, Afdrukserver/Bindery, Afdrukserver/NDS of Externe printer. Dit onderdeel wordt grijs weergegeven wanneer het selectievakje NetWare gebruiken voor het geselecteerde apparaat niet is ingeschakeld.
|
Frametype
|
Laat het standaardtype ongewijzigd. Dit onderdeel wordt grijs weergegeven wanneer het selectievakje NetWare gebruiken voor het geselecteerde apparaat niet is ingeschakeld.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
MS-netwerk
Om het apparaat te kunnen gebruiken in een Microsoft-netwerkomgeving moet u het apparaat configureren op het MS-netwerkscherm.
Standaard
Item
|
Uitleg
|
Bestands- en printerdeling voor Microsoft-netwerken gebruiken
|
Schakel dit selectievakje in als u gedeeld afdrukken via Microsoft-netwerk gebruikt. Dit selectievakje is ingeschakeld maar gedimd wanneer de gegevens van het apparaat worden verkregen via het NetBEUI-protocol.
|
Hostnaam
|
Voer de hostnaam in (maximaal 15 bytes). Zorg ervoor dat u een unieke naam gebruikt, zodat er geen conflicten ontstaan met andere apparaten in het netwerk.
Opmerking:
Als u de apparaatnaam opgeeft in het scherm Beheergegevens kan deze instelling worden overschreven (afhankelijk van het model printer).
|
Werkgroepnaam
|
Voer de naam van de werkgroep of de domeinnaam in die voor de Windows-netwerkomgeving wordt gebruikt (maximaal 15 bytes).
|
Verificatie gebruiker inschakelen
|
Schakelt gebruikersverificatie in of uit.
|
Gebruikersnaam
|
Voer de gebruikersnaam in die voor gebruikersverificatie wordt gebruikt (tot 127 tekens).
|
Wachtwoord
|
Voer het wachtwoord in dat voor gebruikersverificatie wordt gebruikt (tot 64 tekens).
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Printer
Item
|
Uitleg
|
Sharenaam
|
Voer de gedeelde naam van de printer in het netwerk in (maximaal 12 bytes). Gebruik geen LPT1, LPT2, LPT3 of COM.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Bestand
Item
|
Uitleg
|
Delen van bestanden inschakelen
|
Hiermee schakelt u de functie voor het delen van bestanden in en uit.
|
Toegangskenmerk
|
Selecteer Alleen lezen of Lezen/schrijven als de instelling voor het toegangskenmerk voor externe opslagapparaten zoals USB-hosts of geheugenkaarten die op de printer zijn aangesloten. Deze instelling is van toepassing op alle externe opslagapparaten die op de printer zijn aangesloten. Dit item is alleen beschikbaar wanneer het toegangskenmerk kan worden gewijzigd.
|
Sharenaam
|
Voer de gedeelde naam in die u wilt gebruiken voor externe opslagapparaten op het netwerk (tot 12 bytes). Gebruik geen LPT1, LPT2, LPT3 of COM.
|
Gedeelde naam (USB-host)
|
Voer de gedeelde naam in die u wilt gebruiken voor de USB-apparaten op het netwerk (tot 12 bytes). Gebruik geen LPT1, LPT2, LPT3 of COM.
|
Gedeelde naam (geheugenkaart)
|
Voer de gedeelde naam in die u wilt gebruiken voor de geheugenkaarten op het netwerk (tot 12 bytes). Gebruik geen LPT1, LPT2, LPT3 of COM.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
AppleTalk
Om het apparaat te kunnen gebruiken in een AppleTalk-omgeving moet u het apparaat configureren in het AppleTalk-scherm.
 Opmerking:
Om de AppleTalk-instellingen te kunnen configureren met EpsonNet Config moet u ervoor zorgen dat:
- het apparaat een geldig IP-adres heeft gekregen.
- u bij de NetWare-server of de NDS-context bent aangemeld met supervisorrechten;
- de gedeelde service op uw computer is geïnstalleerd.
|
Standaard
Item
|
Uitleg
|
AppleTalk gebruiken
|
Schakel dit selectievakje in als u AppleTalk gebruikt.
|
Printernaam
|
Voer de naam van de printer in (maximaal 32 bytes). Dit item wordt grijs en leeg weergegeven wanneer het selectievakje AppleTalk gebruiken niet is ingeschakeld.
|
Zonenaam
|
Voer de naam van de netwerkzone in (maximaal 32 bytes). Als u de zone automatisch wilt laten selecteren, selecteert u Automatisch om het netwerknummer op te geven en voert u in dit tekstvak een asterisk (*) in. Dit onderdeel kan alleen worden gebruikt wanneer het selectievakje AppleTalk gebruiken is ingeschakeld.
|
Entiteitstype
|
Toont het entiteitstype van de printer. Wijzig het entiteitstype niet tenzij 'epson' verschijnt. Als 'epson' verschijnt, voert u een entiteitstype in of selecteert u een entiteitstype. Dit onderdeel kan alleen worden gebruikt wanneer het selectievakje AppleTalk gebruiken is ingeschakeld.
Opmerking:
Afhankelijk van uw printer moet u een bepaald entiteitstype opgeven. Raadpleeg de handleiding van het apparaat om het juiste entiteitstype te kunnen bepalen.
|
Methode voor opvragen netwerknummer
|
Selecteer de methode om een netwerknummer op te vragen. Automatisch is meestal de beste manier. Dit onderdeel kan alleen worden gebruikt wanneer het selectievakje AppleTalk gebruiken is ingeschakeld.
|
Netwerknummer voor handmatige modus
|
Als u Handmatig hebt geselecteerd, voert u hier een waarde van 0 tot 65534 in om het netwerknummer op te geven. Dit onderdeel kan alleen worden gebruikt wanneer het selectievakje AppleTalk gebruiken is ingeschakeld en Handmatig is geselecteerd bij Methode voor opvragen netwerknummer.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
SNMP
U kunt SNMP-instellingen opgeven in het SNMP-scherm.
Standaard
Item
|
Uitleg
|
Alleen lezen
|
Het woord 'public' wordt altijd weergegeven. Voor sommige apparaatmodellen kunt u een gemeenschapsnaam invoeren (maximaal 32 tekens).
|
Lezen/schrijven
|
Voer de community-naam voor lezen/schrijven in (maximaal 32 tekens).
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
IP-trap
Item
|
Uitleg
|
IP-trap 1, 2, 3 of 4 inschakelen
|
Maak de IP-trap wel of niet actief.
|
Adres
|
Voer het IP-adres van de server in waarnaar de trap wordt gestuurd.
|
Gemeenschap
|
Voer de naam van de gemeenschap in (maximaal 32 tekens).
|
Poortnummer
|
Voer het poortnummer in van de host die de trap ontvangt.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
IPX-trap
Item
|
Uitleg
|
IPX-trap inschakelen 1, 2, 3 of 4
|
Maak de IPX-trap wel of niet actief.
|
Adres
|
Voer het netwerkadres en het knoopnummer (MAC-adres) van de server in waarnaar de trap wordt gestuurd.
Vorm:
Netwerkadres: knoopnummer
Stel dat het netwerkadres gelijk is aan A7E00BB0 (hexadecimaal) en het knoopnummer is gelijk aan 000048930000 (hexadecimaal). In dit geval is het adres gelijk aan A7E00BB0:000048930000.
|
Gemeenschap
|
Voer de naam van de gemeenschap in (maximaal 32 tekens).
|
Socketnummer
|
Voer het socketnummer in (in hexadecimaal) van de host die de trap ontvangt.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
LDAP-server
U kunt de LDAP-serverinstellingen instellen via het LDAP-scherm.
Instellingen
Item
|
Uitleg
|
LDAP-server gebruiken
|
Hiermee geeft u aan dat u adressen via de LDAP-server wilt ontvangen.
|
Time-out bij zoeken
|
Geeft aan na hoeveel tijd er een time-out optreedt bij zoeken via de LDAP-server.
|
Adres LDAP-server
|
Voer het adres van de LDAP-server in. Gebruik hiervoor het IPv4-adres, het IPv6-adres, de hostnaam of de FQDN-naam. De indeling voor de gegevensinvoer verschilt per model.
|
Poortnummer
|
Geef het poortnummer voor de LDAP-server op.
|
Beveiligde communicatie
|
Stel de SSL-communicatie in om veilig te communiceren met de LDAP-server.
|
Certificaatvalidatie
|
Schakelt de certificaatvalidatie die is verzonden tijdens het communiceren via SSL, in of uit.
|
Verificatiemethode
|
Selecteer de verificatiemethode voor de LDAP-server. Als u de methode Anoniem, Eenvoudig of Kerberos selecteert, worden de instellingen weergegeven.
|
Zoekkenmerken: de knop Instellen...
|
Geeft het scherm weer waar u de zoeknaam kunt opgeven.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Verificatiemethode
Eenvoudige verificatie
Item
|
Uitleg
|
Gebruikersnaam
|
Voer de gebruikersnaam voor eenvoudige verificatie in.
|
Wachtwoord:: de knop Instellen...
|
Hiermee wordt het scherm voor het invoeren van het wachtwoord weergegeven.
|
Kerberos-verificatie
Item
|
Uitleg
|
Gebruikersnaam
|
Voer de gebruikersnaam voor Kerberos-verificatie in.
|
Wachtwoord:: de knop Instellen...
|
Hiermee wordt het scherm voor het invoeren van het wachtwoord weergegeven.
|
KDC-adres
|
Voer het adres van de Kerberos-server in. Gebruik hiervoor het IPv4-adres, het IPv6-adres, de hostnaam of de FQDN-naam. De indeling voor de gegevensinvoer verschilt per model.
|
Poortnummer (Kerberos)
|
Voer het poortnummer voor de Kerberos-server in.
|
Realm (domein)
|
Voer de realm-naam voor de Kerberos-server in.
Voor modellen met het scherm Kerberos-instellingen, selecteert u de server die is geregistreerd in het scherm Kerberos-instellingen.
|
Wachtwoord
Item
|
Uitleg
|
Nieuw wachtwoord
|
Voer het verificatiewachtwoord in.
|
Nieuw wachtwoord nog een keer
|
Voer het wachtwoord opnieuw in om te bevestigen dat het nieuwe verificatiewachtwoord juist is.
|
Zoekkenmerken
Item
|
Uitleg
|
Domeinnaam
|
Voer de domeinnaam in van de LDAP-server die voor zoeken moet worden gebruikt.
|
Aantal zoekvermeldingen
|
Voer in hoeveel zoekvermeldingen moeten worden weergegeven wanneer de LDAP-server gebruikt wordt om te zoeken.
|
Zoeknaam
|
Voer de domeinnaam in die voor zoeken moet worden gebruikt.
|
Weergavenaam
|
Voer de weergavenaam in die in de zoekresultaten wordt getoond.
|
E-mailadres
|
Voer het e-mailadres in.
|
Faxnummer
|
Voer het faxnummer in.
|
Arbitrair kenmerk 1 - 4
|
Voer de arbitraire kenmerken in.
|
Verbindingstest
Item
|
Uitleg
|
Knop Uitvoeren
|
Hiermee test u de verbinding met de LDAP-server. Druk op deze knop om het bevestigingsscherm weer te geven.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
AirPrint
U kunt AirPrint-instellingen toepassen via het AirPrint-scherm.
Standaard
Item
|
Uitleg
|
Scannen inschakelen
|
Schakelt de AirPrint-scanfunctie in wanneer deze optie is geselecteerd.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Datum en tijd
U kunt datum- en tijdinstellingen opgeven in het scherm Datum en tijd.
 Opmerking:
Het scherm Tijd wordt weergegeven volgens het model.
|
Standaard
Item
|
Uitleg
|
Datum
|
Geeft de datum weer.
|
Tijd
|
Geeft de tijd weer.
|
Tijdzone
|
Een lijst met plaatsnamen. Selecteer uw woonplaats of de dichtstbijzijnde plaats.
|
Tijdserver gebruiken
|
Schakel dit selectievakje in om een tijdserver te gebruiken.
|
Tijdserver
|
Voer de DNS-naam (maximaal 252 tekens) of het IP-adres van de tijdserver in.
|
Update-interval
|
Voer het interval in waarmee de instelling wordt bijgewerkt (tussen 1 en 10080).
|
Status tijdserver
|
Geeft de status van de tijdserver weer.
|
Standaardtijd (JJJJ-MM-DD uu:mm:ss)
|
Geeft de standaardtijd aan wanneer het apparaat wordt gestart.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Toegangscontrole
U kunt het afdrukken regelen en het apparaat configureren met behulp van het scherm Toegangscontrole. Het afdrukken kan worden geregeld op basis van IP-adres en afdrukpoort.
Afdrukcontrole
Item
|
Uitleg
|
Afdrukcontrole inschakelen
|
Schakel dit selectievakje in om het afdrukken te regelen door IP-adressen op te geven.
|
Toegangscontrole printer
|
U kunt kiezen uit Toestaan en Weigeren. Met Toestaan maakt u afdrukken mogelijk vanaf de IP-adressen die in de toegangslijst voor de printer vermeld staan. Met Weigeren daarentegen wordt het afdrukken vanaf de IP-adressen uit de toegangslijst voor de printer onmogelijk gemaakt.
|
Toegangslijst printer
|
Toont de geregistreerde IP-adresbereiken. U kunt maximaal 16 bereiken vastleggen.
|
Knop Toevoegen
|
Het dialoogvenster IP-adresbereik verschijnt. Voer het eerste en laatste IP-adres in en klik op OK om het adresbereik vast te leggen in de toegangslijst voor de printer.
|
Knop Bewerken
|
Het dialoogvenster IP-adresbereik verschijnt. Geef het IP-adresbereik op en klik op OK.
|
Knop Verwijderen
|
Verwijdert het geselecteerde adresbereik uit de toegangslijst voor de printer.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Poortcontrole
Item
|
Uitleg
|
Afdrukken via LPR-poort toestaan
|
Schakel dit selectievakje in om afdrukken via een LPR-poort mogelijk te maken.
|
Afdrukken via RAW (poort 9100) en gedistribueerd afdrukken toestaan
|
Schakel dit selectievakje in om afdrukken via een RAW-poort (poort 9100) mogelijk te maken.
|
Afdrukken via RAW (poort 2501) en gedistribueerd afdrukken toestaan
|
Schakel dit selectievakje in om afdrukken via een RAW-poort (poort 2501) mogelijk te maken.
|
Afdrukken via FTP-poort toestaan
|
Schakel dit selectievakje in om afdrukken via een FTP-poort mogelijk te maken.
|
Afdrukken via IPP-poort toestaan
|
Schakel dit selectievakje in om afdrukken via een IPP-poort mogelijk te maken.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Time-out
Gebruik het scherm Time-out als u de afdruk- en scantime-out van het apparaat wilt wijzigen.
Standaard
Time-out bij afdrukken
Item
|
Uitleg
|
LPR
|
Stel in na hoeveel tijd een time-out plaatsvindt voor LPR. Voer 0 in als er geen time-out moet worden toegepast. Dit scherm verschijnt niet als LPR niet wordt ondersteund door het apparaat.
|
RAW (poort 9100)
|
Stel in na hoeveel tijd een time-out plaatsvindt voor RAW (poort 9100). Voer 0 in als er geen time-out moet worden toegepast. Dit onderdeel wordt niet weergegeven als het apparaat RAW (poort 9100) niet ondersteunt.
|
IPP
|
Stel in na hoeveel tijd een time-out plaatsvindt voor IPP. Dit scherm verschijnt niet als IPP niet wordt ondersteund door het apparaat.
|
FTP
|
Stel in na hoeveel tijd een time-out plaatsvindt voor FTP. Dit item verschijnt niet als FTP-afdruk niet wordt ondersteund door het apparaat.
|
WSD
|
Stelt in na hoeveel tijd een time-out plaatsvindt voor WSD (tussen 3 en 3600). Dit item verschijnt niet als WSD niet wordt ondersteund door het apparaat.
|
Knop Wijzigen
|
Het dialoogvenster voor het wijzigen van de time-out verschijnt. Voer de time-outwaarde in en klik op OK.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Time-out bij scannen
Item
|
Uitleg
|
WSD
|
Stelt in na hoeveel tijd een time-out plaatsvindt voor WSD (tussen 3 en 3600). Dit item verschijnt niet als WSD niet wordt ondersteund door het apparaat.
|
Knop Wijzigen
|
Het dialoogvenster voor het wijzigen van de time-out verschijnt. Voer de time-outwaarde in en klik op OK.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Beveiliging
De volgende informatie heeft betrekking op certificaten en beveiliging.
Certificaat
Wanneer u WPA-Enterprise selecteert als beveiligingsniveau voor uw draadloze netwerkomgeving, kunt u certificaten die voor verificatie zijn vereist, beheren zoals hieronder beschreven. Dit scherm wordt mogelijk niet weergegeven, zelfs niet wanneer u WPA-Enterprise selecteert.
Parameter
|
Uitleg
|
Certificaatlijst
|
Hiermee wordt de lijst met certificaten weergegeven die op het apparaat zijn geïnstalleerd.
|
Knop Gedetailleerde informatie...
|
Hiermee wordt gedetailleerde informatie weergegeven voor het certificaat dat in de lijst is geselecteerd.
|
Knop Vernieuwen
|
Hiermee wordt de lijst vernieuwd met de laatste informatie over de certificaten.
|
Certificaatbeheer (web)
Dit menu wordt weergegeven wanneer het apparaat verbinding maakt met het netwerk.
|
Knop Certificaat importeren
|
Hiermee wordt het webconfiguratieprogramma gestart en het toepasselijke menuscherm geopend. Volg de instructies op het scherm om een certificaat op het apparaat te importeren.
|
Knop Certificaat verwijderen
|
Hiermee wordt het webconfiguratieprogramma gestart en het toepasselijke menuscherm geopend. Volg de instructies op het scherm om certificaten van het apparaat te verwijderen.
|
Knop Zelfondertekend certificaat genereren
|
Hiermee wordt het webconfiguratieprogramma gestart en het toepasselijke menuscherm geopend. Volg de instructies op het scherm om een zelfondertekend certificaat te genereren.
|
Certificaatbeheer
Dit menu wordt weergegeven wanneer het apparaat is aangesloten met een USB-kabel.
|
Knop Certificaat importeren
|
Opent het scherm Certificaat importeren.
|
Knop Certificaat verwijderen
|
Geeft een bericht weer waarin u wordt gevraagd of u het certificaat wilt verwijderen. Klik op OK om het certificaat te verwijderen.
|
Knop Zelfondertekend certificaat bijwerken
|
Opent het scherm Zelfondertekend certificaat bijwerken.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Certificaat importeren
Item
|
Uitleg
|
Bestandsindeling
|
Selecteer het certificaattype dat u wilt importeren.
|
Bestandsnaam
|
Klik op Bladeren, en selecteer vervolgens het certificaatbestand dat u wilt importeren.
|
Wachtwoord
|
Geef een wachtwoord op wanneer het certificaattype een wachtwoord vereist.
|
Knop Importeren
|
Importeert het certificaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Zelfondertekend certificaat bijwerken
Item
|
Uitleg
|
Sleutellengte
|
Geeft de sleutellengte weer van het zelfondertekend certificaat.
|
CommonName
|
Geeft de algemene naam weer van het zelfondertekend certificaat.
|
Organisatie
|
Geeft de organisatie weer van het zelfondertekend certificaat.
|
Geldigheid niet vóór (YYYY-MM-DD)
|
Geeft de begindatum van de vervalperiode voor het zelfondertekend certificaat aan.
|
Geldigheidsduur
|
Geeft de vervaldatum weer van het zelfondertekend certificaat.
|
Knop OK
|
Hiermee worden de instellingen bewaard.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
SSL/TLS
Parameter
|
Uitleg
|
Servercertificaat
|
Selecteer het servercertificaat dat voor verificatie moet worden gebruikt.
|
Versleutelingssterkte
|
Selecteert de versleutelingssterkte die voor verificatie moet worden gebruikt.
|
HTTP omleiden naar HTTPS
|
Selecteer of u de omleidingsfunctie voor HTTP naar HTTPS wilt activeren of deactiveren.
|
SSL-sessiecache
|
Selecteer of u de SSL-sessiecache wilt activeren of deactiveren.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Gedetailleerde verificatie-instellingen (EAP-TLS/PEAP-TLS/PEAP-MSCHAPv2)
Parameter
|
Uitleg
|
Gebruikersnaam
|
Voer de gebruikersnaam in die voor clientverificatie is gebruikt (tot 128 tekens).
|
Anonieme naam gebruiken
|
Geef op of anonieme verificatie voor clientverificatie moet worden ingeschakeld. Dit item is alleen ingeschakeld wanneer u PEAP-TLS of PEAP-MSCHAPv2 als Verificatiemethode selecteert.
|
Anonieme naam
|
Voer de anonieme naam in die voor clientverificatie is gebruikt (tot 128 tekens). Dit item is alleen ingeschakeld wanneer u PEAP-TLS of PEAP-MSCHAPv2 als Verificatiemethode selecteert.
|
Wachtwoord
|
Voer een wachtwoord voor clientverificatie in (tot 128 tekens). Dit onderdeel is alleen ingeschakeld wanneer u PEAP-MSCHAPv2 als Verificatiemethode selecteert.
|
Certificaat
|
Hiermee wordt de naam van het door CA ondertekende certificaat weergegeven dat voor clientverificatie wordt gebruikt. Dit onderdeel is alleen ingeschakeld wanneer u EAP-TLS of PEAP-TLS als Verificatiemethode selecteert.
|
Verificatie server
|
Geef op of serververificatie voor WPA-Enterprise moet worden ingeschakeld.
|
Servernaam invoeren
|
Selecteer of een servernaam voor serververificatie moet worden opgegeven.
|
Servernaam
|
Voer de servernaam in die voor serververificatie is gebruikt (tot 128 tekens).
|
Certificaat
|
Hiermee wordt de naam van het CA-certificaat weergegeven dat voor serververificatie wordt gebruikt.
|
Versleutelingssterkte
|
Hiermee wordt de huidige versleutelingssterkte voor WPA-Enterprise weergegeven.
|
knop Wijzigen
|
Hiermee wordt het dialoogvenster Certificaatselectie geopend. Zie Certificaatselectie voor meer informatie.
|
Knop OK
|
Hiermee worden de instellingen bewaard.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Certificaatselectie
Parameter
|
Uitleg
|
Certificaatlijst
|
Hiermee wordt de lijst met certificaten weergegeven die op het apparaat zijn geïnstalleerd.
|
Knop Gedetailleerde informatie...
|
Hiermee wordt gedetailleerde informatie weergegeven voor het certificaat dat in de lijst is geselecteerd.
|
Knop Vernieuwen
|
Hiermee wordt de lijst vernieuwd met de laatste informatie over de certificaten.
|
Knop Certificaat importeren
|
Hiermee wordt het webconfiguratieprogramma gestart en het toepasselijke menuscherm geopend. Volg de instructies op het scherm om een certificaat op het apparaat te importeren.
|
Knop Certificaat verwijderen
|
Hiermee wordt het webconfiguratieprogramma gestart en het toepasselijke menuscherm geopend. Volg de instructies op het scherm om certificaten van het apparaat te verwijderen.
|
Knop OK
|
Hiermee worden de instellingen bewaard.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Kerberos-instellingen
Item
|
Uitleg
|
Realm (domein)
|
Voer de realm-naam voor de Kerberos-server in.
|
KDC-adres
|
Voer het adres van de Kerberos-server in. Gebruik hiervoor het IPv4-adres, het IPv6-adres, de hostnaam of de FQDN-naam. De indeling voor de gegevensinvoer verschilt per model.
|
Poortnummer (Kerberos)
|
Voer het poortnummer voor de Kerberos-server in.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
IPsec/IP-filter
U moet het standaardbeleid en het groepsbeleid instellen om verkeer te filteren. IP-pakketten worden geverifieerd op volgorde van groepsbeleid 1 t/m 10, en dan het standaardbeleid. De instellingen voor elk onderdeel zijn afhankelijk van het model.
Parameter
|
Uitleg
|
IPsec/IP-filter inschakelen
|
Hiermee kunt u IPsec/IP-filter in- of uitschakelen
|
Instellingen certificaat
Parameter
|
Uitleg
|
Clientcertificaat
|
Selecteer het certificaat dat is getekend door een CA en dat gebruikt moet worden voor het clientcertificaat. U kunt het certificaat opgeven dat voor andere functies is verkregen.
|
CA-certificaat
|
Selecteer het CA-certificaat dat voor serververificatie moet worden gebruikt.
|
Standaardbeleid
Parameter
|
Uitleg
|
Toegangscontrole
|
Configureer een controlemethode voor verkeer van IP-pakketten.
|
IKE-versie
|
Selecteer de versie van het sleuteluitwisselingsprotocol.
|
Lokale verificatiemethode
|
Selecteer de lokale verificatiemethode die voor IPsec moet worden gebruikt. U moet van tevoren een CA-getekend certificaat verkrijgen en importeren om Certificaat te kunnen selecteren.
|
Type lokale id
|
Selecteer het type id dat wordt gebruikt voor het verifiëren van de vooraf gedeelde sleutel.
|
Lokale id
|
Selecteer de id die wordt gebruikt voor het verifiëren van de vooraf gedeelde sleutel.
|
Gedeelde sleutel
|
Als u Gedeelde sleutel selecteert voor Verificatiemethode, moet u een gedeelde sleutel invoeren.
|
Externe verificatiemethode
|
Selecteer de externe verificatiemethode die voor IPsec moet worden gebruikt. U moet van tevoren een CA-getekend certificaat verkrijgen en importeren om Certificaat te kunnen selecteren.
|
Type externe id
|
Selecteer het type id dat wordt gebruikt voor het verifiëren van de vooraf gedeelde sleutel.
|
Externe id
|
Selecteer de id die wordt gebruikt voor het verifiëren van de vooraf gedeelde sleutel.
|
Gedeelde sleutel
|
Als u Gedeelde sleutel selecteert voor Verificatiemethode, moet u een gedeelde sleutel invoeren.
|
Inkapseling
|
Als u IPsec voor Toegangscontrole selecteert, moet u een inkapselingsmodus configureren.
|
Adres externe gateway
|
Als u Tunnelmodus selecteert voor Inkapseling, moet u een gatewayadres van maximaal 39 tekens invoeren.
|
Beveiligingsprotocol
|
Als u IPsec selecteert voor Toegangscontrole, moet u een optie selecteren.
|
Algoritme-instellingen: de knop Instellen...
|
Stel het algoritme voor de IPsec-verbinding in. Klik op Instellen... om het scherm met instellingen weer te geven.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Algoritme-instellingen
Parameter
|
Uitleg
|
Codering (IKEv1)
|
Selecteer het coderingsalgoritme voor een IKEv1-verbinding.
|
Verificatie (IKEv1)
|
Selecteer het verificatiealgoritme voor een IKEv1-verbinding.
|
Toetsuitwisseling (IKEv1)
|
Selecteer het toetsuitwisselingsalgoritme voor een IKEv1-verbinding.
|
Codering (IKEv2)
|
Selecteer het coderingsalgoritme voor een IKEv2-verbinding.
|
Verificatie (IKEv2)
|
Selecteer het verificatiealgoritme voor een IKEv2-verbinding.
|
Toetsuitwisseling (IKEv2)
|
Selecteer het toetsuitwisselingsalgoritme voor een IKEv2-verbinding.
|
Codering (ESP)
|
Selecteer het coderingsalgoritme voor een ESP-verbinding.
|
Verificatie (ESP)
|
Selecteer het verificatiealgoritme voor ESP-verbinding.
|
Verificatie (AH)
|
Selecteer het verificatiealgoritme voor een AH-verbinding.
|
Groepsbeleid
Parameter
|
Uitleg
|
Instellingen groepsbeleid: de knop Instellen...
|
Selecteer het groepsbeleid dat u wilt configureren, en klik dan op Instellen... om het instellingenscherm weer te geven.
|
Instellingen groepsbeleid
Parameter
|
Uitleg
|
Groepsbeleid inschakelen
|
Schakelt het groepsbeleid in en uit.
|
Toegangscontrole
|
Configureer een controlemethode voor verkeer van IP-pakketten.
|
IKE-versie
|
Selecteer de versie van het sleuteluitwisselingsprotocol.
|
Lokaal adres (Apparaat)
|
Voer hier het IP-adres van het apparaat in.
|
Extern adres (host)
|
Voer hier het IP-adres van een apparaat in om de toegang regelen. U kunt IP-adressen met een vooraf bepaalde lengte invoeren.
|
Poort kiezen (manier)
|
Selecteer een methode voor het controleren van poorten.
|
Service-instellingen: de knop Instellen...
|
Selecteer Service-instellingen als de Poort kiezen (manier) en klik dan op Instellen... om het instellingenscherm weer te geven.
|
Instellingen poortnummer: de knop Instellen...
|
Selecteer Poortnummer als Poort kiezen (manier) en klik dan op Instellen... om het instellingenscherm weer te geven.
|
Lokale verificatiemethode
|
Selecteer de lokale verificatiemethode die voor IPsec moet worden gebruikt. U moet van tevoren een CA-getekend certificaat verkrijgen en importeren om Certificaat te kunnen selecteren.
|
Type lokale id
|
Selecteer het type id dat wordt gebruikt voor het verifiëren van de vooraf gedeelde sleutel.
|
Lokale id
|
Selecteer de id die wordt gebruikt voor het verifiëren van de vooraf gedeelde sleutel.
|
Gedeelde sleutel
|
Als u Gedeelde sleutel selecteert voor Verificatiemethode, moet u een gedeelde sleutel invoeren.
|
Externe verificatiemethode
|
Selecteer de externe verificatiemethode die voor IPsec moet worden gebruikt. U moet van tevoren een CA-getekend certificaat verkrijgen en importeren om Certificaat te kunnen selecteren.
|
Type externe id
|
Selecteer het type id dat wordt gebruikt voor het verifiëren van de vooraf gedeelde sleutel.
|
Externe id
|
Selecteer de id die wordt gebruikt voor het verifiëren van de vooraf gedeelde sleutel.
|
Gedeelde sleutel
|
Als u Gedeelde sleutel selecteert voor Verificatiemethode, moet u een gedeelde sleutel invoeren.
|
Inkapseling
|
Als u IPsec selecteert voor Toegangscontrole, moet u een optie selecteren.
|
Adres externe gateway
|
Als u Tunnelmodus selecteert voor Inkapseling, moet u een gatewayadres van maximaal 39 tekens invoeren.
|
Beveiligingsprotocol
|
Als u IPsec selecteert voor Toegangscontrole, moet u een optie selecteren.
|
Algoritme-instellingen: de knop Instellen...
|
Stel het algoritme voor de IPsec-verbinding in. Klik op Instellen... om het scherm met instellingen weer te geven.
|
Service-instellingen
Parameter
|
Uitleg
|
Servicenaam
|
Als u Service-instellingen selecteert voor Poort kiezen (manier), moet u een optie selecteren.
|
Instellingen poortnummer
Parameter
|
Uitleg
|
Transportprotocol
|
Als u Instellingen poortnummer selecteert voor Poort kiezen (manier), moet u een optie selecteren.
|
Lokale poort
|
Voer hier de poortnummers in die gebruikt worden om ontvangst te regelen. U kunt meerdere nummers invoeren door deze met komma's van elkaar te scheiden. Als u Servicenaam selecteert voor Poort kiezen (manier), moet u een optie selecteren.
|
Externe poort
|
Voer hier de poortnummers in die gebruikt worden om ontvangst te regelen. U kunt meerdere nummers invoeren door deze met komma's van elkaar te scheiden. Als u Servicenaam selecteert voor Poort kiezen (manier), moet u een optie selecteren.
|
Algoritme-instellingen
Parameter
|
Uitleg
|
Codering (IKEv1)
|
Selecteer het coderingsalgoritme voor een IKEv1-verbinding.
|
Verificatie (IKEv1)
|
Selecteer het verificatiealgoritme voor een IKEv1-verbinding.
|
Toetsuitwisseling (IKEv1)
|
Selecteer het toetsuitwisselingsalgoritme voor een IKEv1-verbinding.
|
Codering (IKEv2)
|
Selecteer het coderingsalgoritme voor een IKEv2-verbinding.
|
Verificatie (IKEv2)
|
Selecteer het verificatiealgoritme voor een IKEv2-verbinding.
|
Toetsuitwisseling (IKEv2)
|
Selecteer het toetsuitwisselingsalgoritme voor een IKEv2-verbinding.
|
Codering (ESP)
|
Selecteer het coderingsalgoritme voor een ESP-verbinding.
|
Verificatie (ESP)
|
Selecteer het verificatiealgoritme voor ESP-verbinding.
|
Verificatie (AH)
|
Selecteer het verificatiealgoritme voor een AH-verbinding.
|
IEEE802.1X
Configureer de instellingen die door IEEE802.1X geverifieerd moeten worden. De instellingen voor elk onderdeel zijn afhankelijk van het model.
Vast netwerk
Parameter
|
Uitleg
|
IEEE802.1X (vast netwerk) inschakelen
|
Hiermee kunt u de IEEE802.1X-netwerkfunctie in- of uitschakelen wanneer u een vast netwerk gebruikt.
|
Instellingen verificatie
Parameter
|
Uitleg
|
EAP-type
|
Selecteer hier een optie voor de verificatiemethode tussen de printer en een RADIUS-server.
|
Gebruikers-id
|
Configureer een id die voor verificatie van een RADIUS-server moet worden gebruikt.
|
Wachtwoord:: de knop Instellen...
|
Configureer een wachtwoord om de printer te verifiëren. Klik op Instellingen... om het scherm met instellingen weer te geven.
|
Clientcertificaat
|
Selecteer het certificaat dat is getekend door een CA en dat gebruikt moet worden voor het clientcertificaat. U kunt een certificaat opgeven dat voor andere functies is verkregen.
|
Server-id
|
Configureer een server-id voor verificatie met een RADIUS-server.
|
Anonieme naam
|
U kunt een anonieme naam instellen in plaats van een gebruikers-id voor verificatie met een RADIUS-server.
|
CA-certificaat
|
Selecteer het CA-certificaat dat voor serververificatie moet worden gebruikt.
|
Certificaatvalidatie
|
Schakelt certificaatvalidatie in of uit die wordt gebruikt voor de verificatie van een veilige verbinding tussen de Rudius-server en het apparaat.
|
Versleutelingssterkte
|
Geeft de versleutelingssterkte aan die voor verificatie moet worden gebruikt.
|
Wachtwoord
Item
|
Uitleg
|
Nieuw wachtwoord
|
Voer het verificatiewachtwoord in. Als u PEAP/MSCHAPv2 als Verificatiemethode selecteert, moet u een nieuw wachtwoord invoeren.
|
Nieuw wachtwoord nog een keer
|
Voer het wachtwoord opnieuw in om te bevestigen dat het nieuwe verificatiewachtwoord juist is.
|
Online-diensten
De volgende informatie heeft betrekking op registratie.
Epson Connect
Parameter
|
Uitleg
|
Registratiestatus
|
Hier wordt de registratiestatus van de printer in Epson Connect weergegeven.
|
Verbindingsstatus
|
De verbindingsstatus van de printer in Epson Connect.
|
E-mailadres
|
Het e-mailadres dat is toegekend aan de printer die compatibel is met Epson Connect.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
Google Cloud Print
Parameter
|
Uitleg
|
Registratiestatus
|
Hier wordt de registratiestatus van de printer in Google Cloud Print weergegeven.
|
Verbindingsstatus
|
De verbindingsstatus van de printer in Google Cloud Print.
|
Knop Verzenden
|
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
|
Knop Annuleren
|
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.
|
|  |