Geavanceerde scanopties / Afbeeldingen optimaliseren in de manuele modus

De helderheid en het contrast aanpassen

De instelling Lichten aanpassen
De instelling Schaduwen aanpassen
De instelling Gamma aanpassen
Een voorgedefinieerde toonkromme toepassen

Voordat u iets verandert aan de kleuren van de afbeelding, moet u eerst de helderheid en het contrast aanpassen. De instellingen voor helderheid en contrast moeten als volgt worden vastgelegd.

De instelling Lichten aanpassen

Lichten zijn de lichtste partijen van een afbeelding. Ga als volgt te werk om Lichten aan te passen.

Klik op de knop Beeldbewerking in het venster van de manuele modus. Het dialoogvenster Beeldbewerking wordt weergegeven.

Opmerking:
  • De knop Beeldbewerking wordt grijs weergegeven en is niet beschikbaar wanneer Zwart-witoptie is ingesteld op Text Enhancement Technology in het dialoogvenster Beeldtype.
  • Wanneer u scant in de automatische modus, worden de beeldbewerkingsinstellingen automatisch geoptimaliseerd.
  • Als in het dialoogvenster Beeldtype de optie Pixeldiepte op Zwart-wit en Halftoon op Geen wordt gezet, worden alle instellingen behalve Drempelwaarde grijs weergegeven en kunnen dus niet worden geselecteerd.

Klik in het dialoogvenster Beeldbewerking op de oogdruppelaarknop onder Lichten.

De muisaanwijzer verandert in een oogdruppelaar waarvan de bewegingsvrijheid is beperkt tot het Voorbeeldscan-venster.

Opmerking:
Als u de oogdruppelaar niet meer wilt gebruiken, drukt u op de ESC-toets op uw toetsenbord.

Plaats de oogdruppelaar op de plaats die u als kernpunt in de lichte partijen wilt bestemmen en klik eenmaal.

De helderheid van het beeldpunt waarop u klikt wordt opgemeten als het helderheidsniveau van de lichte partijen en de andere delen van de afbeelding worden dienovereenkomstig aangepast.

Om het helderheidsniveau van het geselecteerde punt aan te passen, verplaatst u de schuifbalk Lichten naar links of rechts of typt u een waarde in het tekstvak. U kunt voor het helderheidsniveau een waarde opgeven tussen 61 en 490.

De instellingen voor Belichting en Lichten zijn onderling verbonden. Wanneer u de waarde bij Belichting wijzigt, wordt de waarde bij Lichten automatisch aangepast.

Met Belichting maakt u een afbeelding lichter of donkerder. U kunt een waarde kiezen tussen -10 (donkerst) en 20 (helderst) door de schuifbalk te verslepen.

Opmerking:
Klik op Annuleren om de oorspronkelijke waarden te herstellen.


[Boven]

De instelling Schaduwen aanpassen

Schaduwen zijn de donkerste partijen in een afbeelding en als zodanig de tegenpolen van Lichten (lichte partijen). Ga als volgt te werk om Schaduwen aan te passen.

Klik op de knop Beeldbewerking in het venster van de manuele modus.

Klik in het dialoogvenster Beeldbewerking op de oogdruppelaarknop onder Schaduwen.

De muisaanwijzer verandert in een oogdruppelaar waarvan de bewegingsvrijheid is beperkt tot het Voorbeeldscan-venster.

Opmerking:
Als u de oogdruppelaar niet meer wilt gebruiken, drukt u op de ESC-toets op uw toetsenbord.

Plaats de oogdruppelaar op de plaats die u als kernpunt van de donkere partijen wilt bestemmen en klik eenmaal.

De donkerheid van het beeldpunt waarop u klikt wordt opgemeten als het donkerheidsniveau en de andere delen van de afbeelding worden dienovereenkomstig aangepast.

Om het donkerheidsniveau van het geselecteerde punt aan te passen, verplaatst u de schuifbalk Schaduwen naar links of rechts of typt u een waarde in het tekstvak. U kunt voor het donkerheidsniveau een waarde opgeven tussen 0 en 60.


[Boven]

De instelling Gamma aanpassen

Gamma is het contrast tussen de lichte en donkere tonen in een afbeelding. Aanpassing van het gammaniveau werkt alleen door in de middentonen. Dit kan een oplossing zijn wanneer u bepaalde details die normaal gesproken verloren gaan in schaduwen of lichten, beter wilt laten uitkomen.

originele afbeelding

ingesteld op 1,8

ingesteld op 2,6

Ga als volgt te werk om Gamma aan te passen.

Klik op de knop Beeldbewerking in het venster van de manuele modus.

Verplaats de schuifbalk Gamma naar links of rechts, of typ een waarde tussen 0,5 en 5,0 in het tekstvak.


[Boven]

Een voorgedefinieerde toonkromme toepassen

De functie Tooncorrectie biedt een aantal voorgedefinieerde tooncorrectiekrommen, waarmee u het contrast van een afbeelding kunt aanpassen. In combinatie met de instellingen van het dialoogvenster Beeldbewerking kunt u op deze manier het uiterlijk van de afbeelding beter bepalen.

Klik op de knop Tooncorrectie in het venster van de manuele modus. Het dialoogvenster Tooncorrectie wordt weergegeven. De keuzelijst Naam toonkromme in het dialoogvenster Tooncorrectie bevat de zes meest gebruikelijke tooncorrectiekrommen. Deze worden hierna beschreven.

Opmerking:
  • De standaardinstelling is Lineair.
  • De knop Tooncorrectie wordt grijs weergegeven en is dus niet beschikbaar wanneer Pixeldiepte is ingesteld op Zwart-wit en Halftoon is ingesteld op Geen, of wanneer Zwart-witoptie is ingesteld op Text Enhancement Technology in het dialoogvenster Beeldtype.

Lineair

Een lineaire toonkromme heeft geen tooncorrectie (standaardinstelling). Gebruik deze instelling als u tevreden bent met de toon van de voorbeeldscan.

Verhelderen

Past donkere beelden (zoals onderbelichte films) aan, zodat ze iets helderder worden.

Verdonkeren

Past lichte beelden (zoals overbelichte films) aan, zodat ze iets donkerder worden.

Weinig contrast

Zwakt indien nodig het hoge contrast van beelden af, zodat ze natuurlijker overkomen.

Veel contrast

Verhoogt het contrast van matte beelden.

Schaduwen ophelderen

Laat details in de donkere delen van de afbeelding beter uitkomen.

Opmerking:
Zie Werken met de toonkromme voor meer informatie over tooncorrectie.


[Boven]


Vorige

Volgende